BRISK speelt Bach – componeren, bewerken en hercomponeren

lustrumconcerten ‘Into the wind”

zondag 26 februari
Lutherse kerk 15.00 uur

 

Categorie:

Beschrijving

BRISK recorder quartet Amsterdam (Marjan Banis, Susanna Borsch, Bert Honig en Alide Verheij – blokfluiten)

BRISK speelt Bach

 

Programma

 

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Concerto in C groot (von Sachsen Weimar) BWV 595
Nun komm, der Heiden Heiland Choralvorspiel BWV 659

 

Toek Numan:  Prelude

 

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

An Wasserflüssen Babylon Choralvorspiel BWV 653

Fuga op een thema van Corelli BWV 579

Herr Jesu Christ, dich zu uns wend

Choral (BWV 332) en Choralvorspiel  BWV 709

 

Guus Janssen:  Relude to C

 

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Concerto in c klein (Benedetto Marcello) BWV 981:

Adagio – Vivace – Adagio staccato – Prestissimo

PAUZE

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Jesus Christus unser Heiland alio modo Choralvorspiel

BWV 666

Fuga op een thema van Legrenzi BWV 574

 

Toek Numan: Caccia

 

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Canzona BWV 588

Liebster Jesu, wir sind hier Choralvorspiel BWV 731

Concerto in d (Antonio Vivaldi) BWV 596:

Allegro – Adagio e spiccato – Largo e spiccato – Allegro

Jong geleerd

Mozart, Händel, Mendelssohn en Beethoven componeerden al toen ze heel jong waren. Zo ging het niet bij Bach. Hij begon vanaf zijn elfde jaar met een enorme ijver muziek van anderen met de hand te kopiëren. Uit brieven van zijn zoon Carl Philipp Emanuel blijkt dat Bach daardoor als kind al vertrouwd was met muziek van allerlei Zuid-Duitse en Italiaanse componisten. Het uit het hoofd leren van exempla classica, voorbeelden van grote meesters, was in de baroktijd de leermethode bij uitstek voor talen en muziek, zeker voor gymnasiasten zoals Bach. En zo deed hij het ook met componeren. Hij bestudeerde voorbeelden van de beroemdste en kundigste componisten van zijn tijd. Door het urenlang overschrijven van hun muziek, leerde hij de fijne kneepjes van het vak: de principes van harmonie, contrapunt, melodie, stemvoering, maat en ritme.

Italiaanse invloed

De 17e eeuwse Duitse componisten werden sterk beïnvloed door hun Italiaanse collega’s. Zo schreef Reinken triosonates in Italiaanse stijl waar Bach weer transcripties van maakte. Maar hij deed er meer mee: hij veranderde ze en werkte ze uit tot complete fuga’s. Hierdoor, en door het bestuderen van Italiaanse composities van Corelli, Albinoni en Legrenzi, raakte Bach vertrouwd met het maken van een goede stemvoering. Hij leerde mooi afgeronde delen te maken, hij leerde het verschil tussen thematische en niet-thematische episodes in een stuk, en hij leerde omgaan met sequensen of herhaalde motieven als middel voor opbouw en uitbreiding.

Door de jaren heen bouwde Bach een imposante privébibliotheek op met werken van een bonte verzameling componisten: Duitsers, Fransen, en Italianen zoals Palestrina en Frescobaldi, en later Vivaldi en Marcello. Bach moet gefascineerd geweest zijn door al die composities, genres, stijlen en idiomen. Door diepgaande analyse van allerlei fuga’s en het contrapunt, ontwikkelde hij de sterke muzikale logica die zo kenmerkend is voor zijn eigen stijl. Daarbij was het omwerken van een bestaand stuk voor hem een favoriete manier om het componeren onder de knie te krijgen. Het materiaal van anderen kreeg bij hem een nieuwe betekenis. Zo ontstonden de fuga’s op thema’s van Corelli (BWV 579) en Legrenzi (BWV 574). Ook de Canzona (BWV 588) is duidelijk geïnspireerd op Italiaanse Canzoni van Frescobaldi.

Concertbewerkingen

Bach maakte ook klavierbewerkingen van concerten van Vivaldi en van Alessandro en Benedetto Marcello.

Johann Nikolaus Forkel schrijft in zijn Bachbiografie uit 1802: “Hij kreeg al gauw door dat die eeuwige loopjes en sprongen tot niets leidden; dat orde, samenhang en proportie de ideeënstroom moesten beheersen en dat er, om dat te bereiken, de een of andere leidraad nodig was. Vivaldi’s concerten, die toen net waren uitgegeven, boden hem zo’n leidraad. Hij had er vaak zo lovend over horen spreken dat hij op de lumineuze gedachte kwam om ze allemaal voor klavier te bewerken. Hij bestudeerde de aaneenschakeling van ideeën, hun onderlinge relaties, de rijkdom aan modulaties en nog een heleboel andere bijzonderheden.” Overigens maakte Bach niet alleen bewerkingen van concerten van Italianen, maar ook van zijn landgenoten Telemann en prins Johann Ernst van Sachsen Weimar.

Koraalbewerkingen

Een heel andere vorm van het opnieuw gebruiken van bestaand materiaal was de koraalbewerking , een typische organistenkunst, waar Bach in excelleerde. In het Orgel-Büchlein oefende hij de cantus-firmustechniek, de kunst van het componeren met een koraalmelodie als rode draad. In zijn latere en meer uitgebreide Choralvorspiele is die rode draad ook steeds rijker versierd.

De verzameling van Achtzehn Choräle von verschiedener Art die ook wel Leipziger Choräle worden genoemd, stelde Bach aan het begin van de jaren veertig van de 18e eeuw samen.

Waarschijnlijk had hij de bedoeling er een uitgave van te maken. Het handschrift werd later teruggevonden. Het zijn grotendeels oudere composities, die hij nog eens reviseerde of opnieuw bewerkte. An Wasserflüssen Babylon (BWV653) , Nun komm, der Heiden Heiland (BWV 659) en Jesus Christus unser Heiland (BWV 666) komen allemaal uit deze verzameling.

Bewerkingen van BRISK

Bach hield zich zelf intensief bezig met werk van anderen, en deed daarbij meer dan alleen maar overschrijven: hij bestudeerde muzikale modellen en maakte er een nieuw geheel van. BRISK ging aan de slag met  Bachs bewerkingen, en legde de Italiaanse originelen van de concerten van Marcello en Vivaldi er opnieuw naast. Zo ontstonden weer nieuwe versies. De virtuoze luchtigheid van die concerten vormt een prachtig contrast met monumentale fuga’s en met de fijn geëtste lijnen van de koraalbewerkingen. De perfecte vierstemmigheid van deze muziek leent zich uitstekend voor de uitvoering door een kwartet.

 Instrumentarium

De bewerkingen worden uitgevoerd met een grote verzameling blokfluiten in barokstemming, waaronder een speciaal voor BRISK gebouwde c-bas en contrabas van de Amerikaanse blokfluitbouwer Friedrich von Huene. De orgelliteratuur van  Bachs fuga’s en Choralvorspiele komt prachtig tot zijn recht met deze instrumenten. Het geluid van vier blokfluiten heeft iets van een levend orgel, iedere lijn krijgt een persoonlijke invulling. Een recensent beschreef het als volgt: “Het is alsof een orgeltje wordt aangetoetst door een in al zijn vingers wakkere speler.”

Nieuwe composities

BRISK vroeg Toek Numan en Guus Janssen om korte nieuwe composities te schrijven voor dit programma. Ze zijn bedoeld als orenwassers en als contrast met en commentaar op  Bachs werk. Zo doen deze componisten iets wat Bach ook deed: het werk van een ander als uitgangspunt nemen en als inspiratiebron gebruiken voor iets nieuws. We laten hen graag zelf aan het woord.

Guus Janssen: “Relude to C is de eerste prelude uit deel 1 van het Wohltemperiertes Klavier, maar dan achterstevoren. Laten we zeggen dat ik de muziekgeschiedenis in dit stukje terugspoel zodat we weer uitkomen op het moment dat Bach begon te componeren aan dat preludium, dat toch wel een van zijn mooiste is.”

Toek Numan: “Mijn beeld bij Prelude is dat je na het prachtige verwachtingsvolle Nun komm, der Heiden Heiland even meegenomen wordt en als het ware in een geheel andere omgeving neergezet wordt – een bos bijvoorbeeld – waar nogmaals een verwachtingsvolle muziek klinkt, maar nu bijna gewichtloos, zwevend. Ter afsluiting hoor je een korte reflecterende coda die je vriendelijk terugbrengt naar je plek en die tegelijk het volgende stuk, An Wasserflüssen Babylon, aankondigt.

Caccia is een kort, speels stukje waarin steeds twee stemmen elkaar in repeterende nootjes achtervolgen. Een melodische stem springt er nerveus omheen. Halverwege komen de vier stemmen kort samen in een forte unisono, waarna het spel wordt hervat. In de slotfase nemen de tenoren gezamenlijk een sluiproute om in de laatste maat toch de sopraan en alt te achterhalen. Hoewel tegen het eind nog eens een subtiele herinnering klinkt aan An Wasserflüssen Babylon, contrasteert het stukje vooral met de bezonken muziek van Bach die eromheen klinkt. De ritmiek is grillig en syncopisch. Het gejaagde karakter en het achtervolgingsgegeven verklaren de titel.”

 

BRISK betekent levendig en wakker. “De genadeklap voor het imago van braafheid van de blokfluit”, schreef een recensent ooit over BRISK. Variatie in stijl en sfeer, virtuositeit en luchtigheid – dat zijn de ingrediënten voor een concert van BRISK. Het kwartet verschijnt altijd op het podium met een enorme verzameling blokfluiten. Sinds de oprichting in 1986 gaf BRISK talloze concerten op podia en festivals van naam in vele Europese landen, Bolivia, Canada en de VS. BRISK maakte opnamen voor radio en televisie in Nederland en in het buitenland, en is op een tiental, door de pers zeer geprezen cd’s te beluisteren.

Met een gedurfde programmering van oude en hedendaagse muziek verkent het ensemble de grenzen van het repertoire. Vele componisten droegen werk op aan het kwartet. BRISK werkt regelmatig samen met collega-musici, en ook met kunstenaars uit andere disciplines zoals acteurs, regisseurs, tekstschrijvers en filmers.

BRISK maakte naam door de levendige vertolkingen van oude muziek, de zoektocht naar onbekend repertoire en de vele bewerkingen die het ensemble maakte in de traditie van het instrument. Het kwartet werkte onder meer samen met Michael Chance, Marcel Beekman, Johannette Zomer, Maarten Koningsberger, het Egidius Kwartet, het Gesualdo Consort, Bernard Winsemius, Leo van Doeselaar, Rainer Zipperling, Mike Fentross en Camerata Trajectina.

Tot de lange lijst van componisten die voor het kwartet schreven, horen Martijn Padding, Ron Ford, Theo Verbey, Calliope Tsoupaki, Bart Visman, Klaas de Vries, Roderik de Man en vele anderen.

In BRISK-programma’s met oude muziek klinkt vaak nieuw werk als commentaar of contrast, en ook in de kinderprogramma’s van BRISK is veel nieuwe muziek te horen. BRISK geeft regelmatig concerten met specialisten in de hedendaagse muziek zoals pianiste Tomoko Mukaiyama, componist en improvisator Guus Janssen, zangeres Greetje Bijma en slagwerker Ramon Lormans.

Met regisseurs als David Prins, Jetse Batelaan, Marc Krone en Gienke Deuten, en acteurs als Porgy Franssen, Bart Kiene en Hans Thissen, maakte het ensemble een aantal zeer succesvolle kindervoorstellingen.

Het kwartet heeft een uitgebreid instrumentarium, dat door intensieve contacten met blokfluitbouwers uit de hele wereld voortdurend in ontwikkeling is. Daarmee kunnen composities uit de renaissance, de barok, de 20e en de 21e eeuw elk in hun eigen stemming en klankkleur worden uitgevoerd.

 

Ga naar de bovenkant